Mijn put

Mijn put

De afgelopen twee weken voelde ik mezelf langzaam maar zeker weer afglijden naar die donkere put waar ik eerder ook al in zat. In mijn vorige blog schreef ik nog hoe dankbaar ik was voor de handvatten die me zijn aangereikt. Ze gaven me een basis om mijn dagen beter door te komen. Maar hoewel ik precies weet wat ik zou moeten doen, blijft het toepassen daarvan een heel ander verhaal.

Het afglijden naar het negatieve begint altijd zo onschuldig, bijna ongemerkt. Eerst laat ik één van mijn basishandelingen los – iets kleins, bijna onbelangrijk. Maar dat kleine verlies zet een kettingreactie in gang. Voor ik het weet, glij ik verder en verder. De volgende basishandeling valt weg, en het voelt alsof ik steeds minder grip heb. Uiteindelijk beland ik weer op de bodem van mijn eigen put.

Die bodem is een vreemde plek. Het is daar donker, zwaar en eenzaam, maar ook vreemd vertrouwd. Het voelt bijna comfortabel. Het is mijn veilige plek, waar ik kan zwelgen in zelfmedelijden. En hoewel ik weet dat het me niet verder helpt, blijf ik hangen. Zwelgen is makkelijker dan vechten. De afgelopen anderhalve week heb ik in die put gezeten, balancerend op het randje van helemaal opgeven en toch nog proberen de dagen door te komen.

Wandelen werd mijn enige uitweg. Als ik buiten was, voelde ik iets van rust. De stilte en het bewegen hielpen me om mijn hoofd een beetje leger te maken. Tijdens het lopen leek mijn put minder diep en durfde ik te hopen dat ik misschien het randje kon bereiken. Misschien kon ik mezelf eruit trekken. Maar zodra ik weer in mijn negatieve gedachten belandde, voelde dat randje onbereikbaar. De zwaarte trok me terug naar beneden.

Toch bleef er een kleine drang om door te zetten. Met koptelefoon op en een handdoek onder mijn arm sleepte ik mezelf naar mijn fysiotherapeut. Terwijl ik daar lag, spraken we niet over zware onderwerpen. Geen donkere gedachten of verdrietige gevoelens. Het ging over films, series en boeken – luchtige dingen die niets met mijn put te maken hadden. En toen ik weer naar huis liep, merkte ik iets op: mijn hoofd voelde lichter. Niet veel, maar genoeg om het randje van mijn put weer te kunnen zien.

Dat moment was een eyeopener. Het zwelgen in negativiteit, het eindeloze piekeren en praten over hoe verdrietig en zwaar alles voelt – dat helpt me niet. Het houdt me juist vast in die put. Maar zodra ik het gesprek verleg naar iets leuks, iets kleins om naar uit te kijken, voel ik dat ik weer een beetje grip krijg. Het was alsof een deur op een kier stond die ik zelf gesloten had gehouden.

Ik moet de focus veranderen. Niet alleen in gesprekken met anderen, maar vooral ook in mijn gesprekken met mezelf. Wat heb ik gedaan dat fijn was? Waar kijk ik naar uit? Wat kan ik delen dat positief is? Het zijn simpele vragen, maar ze hebben een enorme kracht. Ze helpen me om die zwaarte los te laten en een glimlach te vinden – zelfs al is het maar voor even.

En zo probeer ik het nu iedere dag opnieuw. Het is geen snelle oplossing, en ik weet dat ik soms weer zal struikelen. Maar ik wil mezelf de kans blijven geven om uit mijn put te blijven. Elke dag opnieuw beginnen, met kleine stapjes vooruit. Want juist die kleine stapjes maken het verschil.

Terug naar blog

Reactie plaatsen